Forms of Vitality. Exploring Dynamic Experience in Psychology, the Arts, Psychotherapy, and Development
Daniel Stern (1934) komt zes jaar na de publicatie van zijn vorige boek (Stern 2004) met een nieuw uitgave waarin hij zijn visie op het belang van creatief geslaagde interindividuele wisselwerkingsmomenten verder onderbouwt. Hij richt in dit boekje zijn aandacht op vormen van vitaliteitsdynamiek: fluctueringsprofielen van interesse, levendigheid en opwinding als dynamische belevingskwaliteiten (p. 45). De door hem beschreven affectieve afstemming tussen moeder en kind (Stern 1985) beschrijft hij hier als een op elkaar afstemmen en delen van dynamische vitaliteitsvormen, waarbij de beide partijen elk andere modaliteiten gebruiken. Vaardige moeders delen aldus de belevingen van hun baby op een manier die de communicatieve mogelijkheden van getrouwe imitatie ver overstijgt (p. 42). Het betaamt psychotherapeuten dat zij ernaar streven ook creatief om te gaan met hun ‘patiënten’ (lijdende medemensen) en ‘cliënten’, hoe complex de problematiek aanvankelijk ook moge wezen. Na een inleiding en definiëring van zijn onderwerp schrijft Stern twee hoofdstukken over verwante en ondersteunende begrippen uit de psychologie, de gedragswetenschappen en de neurowetenschappen. Hij volgt kritiek van Gallese en Lakoff op uitgangspunten dat onze begrippen abstract, symbolisch, amodaal en arbitrair zouden zijn. Ook aanvaardt hij het belang dat auteurs over integratieve neurowetenschappen zoals Gordon en Williams hechten aan de zeer delicate aspecten van tijdsorganisatie in het hersenfunctioneren. Hij steunt op een boek van Pfaff (2006) om vitaliteitsvormen te duiden als voorbeelden van arousalregulatie, waarbij de moduleerbaarheid van dit systeem de bestaande plejade van vitaliteitsvormen mogelijk maakt. Hij vestigt in zijn beschrijving van de ontwikkeling vanaf de foetale periode onze aandacht zowel op de relatieve onafhankelijkheid van deze vitaliteitsvormen tegenover corticale regeling als op hun ontvankelijkheid voor sociale en culturele beïnvloeding (p. 110). Het laatste hoofdstuk behandelt de implicaties voor de klinische theorie en praktijk. Stern overstijgt hier het bijsturen van klassieke psychoanalytische standpunten om ruim aandacht te besteden aan het probleem van ‘imprecise, messy, hit-and-miss work to find the “right” words to communicate what one wishes’ (p. 122) en daaruit voortvloeiende implicaties. Dit is een aangenaam lezend werkje van een auteur die de beperkingen van zijn psychotherapeutische basisopleiding duidelijk achter zich gelaten heeft; aanbevolen aan ieder die geboeid is door de complexiteit van psychotherapie.
L. Roelens