Kostprijzen in ziekenhuizen
Om beter toegerust te zijn op toekomstige ontwikkelingen in de ggz kan het nut hebben kennis te nemen van de recente geschiedenis van de algemene gezondheidszorg en voor psychiaters in ggz-instellingen is het zinnig te weten hoe andere specialisten zich positioneren in vooral algemene ziekenhuizen. Het algemene ziekenhuis krijgt door de invoering van de gereguleerde marktwerking steeds meer de rol van ondernemer. Bij deze nieuwe rol horen nieuwe onderwerpen, zoals het optimaliseren van de zorgportfolio, het bepalen van een marketingstrategie en het vaststellen van verkoopprijzen voor zorgproducten. De schrijver van het besproken boek is bedrijfseconoom en was vanaf 2002 betrokken bij het project 'Kostprijzen' van het Academisch Medisch Centrum Amsterdam. De auteur beschrijft het onderwerp kostprijzen vanuit zowel een bestuurlijk als een praktisch perspectief. Allereerst komen de belangrijkste ontwikkelingen aan bod die zich nu en de komende jaren afspelen in de ziekenhuissector en de auteur geeft aan wat deze betekenen voor de sturing van het ziekenhuis. Daarnaast beschrijft hij op welke verschillende wijzen kostprijzen hier een bijdrage aan kunnen leveren. Vervolgens geeft hij praktische handvatten voor degenen die daadwerkelijk bij het proces van kostprijsbepaling betrokken zijn. Daarbij komen onderwerpen aan de orde zoals de keuze voor een kostprijsmodel en kostprijsapplicatie, de inrichting van een projectorganisatie en de administratieve organisatie. Tot slot zet de auteur het gehele proces van kostprijsbepaling stapsgewijs uiteen. Het boek is ten eerste bedoeld voor bestuurders, medisch afdelingshoofden en alle overige medewerkers van ziekenhuizen die daadwerkelijk bij het proces van kostprijsbepaling betrokken zijn. Dat zijn dus zelden psychiaters. Toch kan het ook voor de beleidspsychiatrisch geïnteresseerde psychiater interessant zijn, vooral om kennis te nemen van het belang van het opstellen van een medisch profiel (het strategisch medisch beleidsplan). Ook de opstelling van een zorgportfoliomatrix met als parameters relevantie en kostendekkendheid is interessant. Daarbij ontstaan vier kwadranten: 'tobber' (niet kostendekkend, wel relevant), 'topper' (kostendekkend en relevant), 'stopper' (niet kostendekkend en niet relevant) en '(geld)klopper' (wel kostendekkend, niet relevant). Zo wordt ook uitgelegd waarom het per saldo voordelig kan zijn om een verliesgevende diagnose-behandelcombinatie (dbc) wel voort te zetten (p. 63) vanwege de contributiemarge, dat is de dekking van indirecte vaste kosten, zoals gebouw, energie, staf; de toch al gemaakte zogenaamde sunk costs. Al met al: vooral aanbevolen voor die collega's die zich bezig (moeten) houden met optimaliseren van het zorgportfolio, budgettering, interne verrekening, benchmarking, et cetera.
H. Koers