Civiel- en strafrechtelijk geplaatste meisjes in justitiële jeugdinrichtingen; psychiatrische stoornissen, traumatisering en psychosociale problemen
achtergrond Vanaf 2008 mogen jongeren met een civielrechtelijke maatregel en met een strafrechtelijke achtergrond niet meer bij elkaar geplaatst worden in justitiële jeugdinrichtingen (jji's). De reden hiervoor is dat daar een passend behandelaanbod zou ontbreken voor de civielrechtelijke groep en dat er een negatieve invloed zou uitgaan van de strafrechtelijke groep. Er is vooral onder meisjes evenwel nooit onderzocht of de problematiek en behandelindicaties in deze groepen vóór of tegen samen plaatsen pleiten.
doel Onderzoeken van eventuele verschillen in delictgeschiedenis, sociodemografische kenmerken, hulpverleningsgeschiedenis, psychiatrische stoornissen en traumatisering tussen beide groepen meisjes.
methode Een representatieve groep van 211 minderjarige meisjes in drie jji's werd onderzocht met gestandaardiseerde instrumenten.
resultaten Van de meisjes was 82% civielrechtelijk geplaatst en 18% strafrechtelijk. Beide groepen bleken sterk op elkaar te lijken. De strafrechtelijke groep had vaker een gewelddadige delictgeschiedenis en een niet-Nederlandse achtergrond, terwijl in de civielrechtelijke groep eerdere residentiële plaatsingen, een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, suïcidaliteit en automutilatie vaker voorkwamen.
conclusie Civielrechtelijk en strafrechtelijk geplaatste meisjes verschillen op kenmerken zoals delictgeschiedenis, terwijl op het vlak van gedragsproblematiek en psychiatrische stoornissen opvallende overeenkomsten worden gevonden. Een indeling in groepen zou eerder gebaseerd moeten worden op het vóórkomen van bepaalde problematiek dan op een indeling naar justitiële maatregel.