Van streek. 100 jaar geestelijke gezondheidszorg in Zuid-West Gelderland
Dit boek heb ik in één ruk uitgelezen. Waarschijnlijk heeft dat te maken met de gemeenschappelijke geschiedenis die uw recensent heeft met het onderwerp van dit boek; voor een deel althans. Ongeveer een derde van de beschreven 100 jaar geestelijke gezondheidszorg heb ik ook mee mogen maken. Toen ik het boek ter hand nam, was het helemaal niet vanzelfsprekend dat het mij zou boeien: alweer zo'n jubileumboek bij het zoveeljarig bestaan van een of andere ggz-instelling. Daarvan gaan er 13 in een dozijn en ze zijn alleen maar interessant voor medewerkers van die instelling. Wat mij meteen duidelijk werd, is dat de schrijvers een zekere reputatie hebben op te houden op het terrein van de ggz-geschiedschrijving. De meesten van hen ken ik van eerdere publicaties die goed verzorgd waren. Een tweede punt dat mij tot lezen aanzette, was de inleiding: die meldt dat het historisch vizier zich niet beperkt tot de geestelijke gezondheidszorg in Zuidwest-Gelderland, maar zich ook richt op algemenere tendensen en ontwikkelingen in de Nederlandse psychiatrie als geheel. Lid van de raad van bestuur van de 'Gelderse Roos', C.G. Hrachovec, zegt in de inleiding dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling was een jubileumboek samen te stellen, maar een wetenschappelijke publicatie over verschillende aspecten van de ontwikkeling van de regionale geestelijke gezondheidszorg in Zuidwest-Gelderland te laten verschijnen. Op dat laatste valt wel wat af te dingen; daarvoor heeft het boek iets te veel couleur locale met veel foto's van verpleegkundigen, geneesheren en paviljoens en blijven de beschrijvingen iets te veel aan de anekdotische kant. Het boek beslaat de geschiedenis van 100 jaar bemoeienis met behoeftige krankzinnigen, zenuwzieken, verslaafden en neurotici. Achtereenvolgens worden pz Wolfheze, Herstellingsoord Lunteren en de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis in Arnhem en Veluweland onder de loep genomen. Vooral de organisatie en de herstructurering van deze instellingen met hun beleidsvormende geneesheren-directeuren komen hierbij aan bod. Zoals bij zoveel geschiedenisboeken over de geestelijke gezondheidszorg die er niet in slagen de diepere structuren van historische feiten te beschrijven, lijdt ook Van streek aan dit euvel. Toch is hier en daar geprobeerd niet alleen maar te blijven hangen in de kronieksfeer en is getast naar meer inhoudelijke lagen van de gebeurtenissen in de psychiatrie. In het hoofdstuk over Herstellingsoord Lunteren staat de auteur Jozef Vos uitgebreid stil bij het begrip 'neurasthenie', een begrip dat was overgewaaid vanuit Amerika en zoiets wil zeggen als 'slapte van de zenuwen' die optrad bij te grote denkinspanningen waardoor de zenuwen uitgeput raakten. Zo'n slappe zenuw werd natuurlijk nooit aangetoond, wat niet kon verhinderen dat er hele structuren van behandeling op werden afgestemd. Behalve de verslavingszorg krijgen de achtergronden en ideologieën van de therapeutische gemeenschap (tg) meer dan normale aandacht, wat een reliëf oplevert waar wij psychiaters zo van houden. In een goed geschreven hoofdstuk over Veluweland, 'Van neurosekliniek naar therapeutische gemeenschap', zet Leonie de Goei de lotgevallen van dit vermaarde instituut uiteen: de beginjaren onder de bezielende en ook autoritaire leiding van Gerrit Arendsen Hein, de komst en het vertrek van Jan Foudraine, de crisisjaren van polarisatie, stagnatie en leegloop, een opleving in de jaren tachtig om ten slotte als relatief zelfstandig instituut op te gaan in de moloch van de ggz-instellingen. Alles bij elkaar een mooi uitgegeven historisch boek over een ggz-regio met kleine uitstapjes naar de Nederlandse ggz als geheel en de grote wereld van de psychiatrische ideeën, waardoor Van streek ook zeer goed leesbaar is voor een groter publiek dan de medewerkers van de Gelderse Roos.
J. de Kroon