De Terreur van Schaamte. Brandstof voor Agressie
Aart Broek heeft het aangedurfd in de vorm van een echt essay het begrip 'schaamte' te ontleden en in verband te brengen met vooral agressie. Het boek is een uitwerking van een rapport dat hij eerder voor de reclassering heeft geschreven. Hij heeft de studie voornamelijk verricht om het criminele gedrag van Marokkaanse en Antilliaanse jongeren te ontleden. De auteur introduceert het begrip 'geloochende schaamte', waarmee hij schaamte bedoelt die niet onderkend wordt. Het wezen van deze schaamte is het gevoel van uitsluiting uit een groep waartoe men juist wil behoren. Een essay heeft voornamelijk als waarde het bijeenbrengen van verschillende literatuurbronnen en het op grond daarvan komen tot originele conclusies. De auteur is daar zeker in geslaagd en toont een grote belezenheid, met 65 pagina's noten, literatuur en register in het boek. De beschrijving van schaamte in al zijn uitingsvormen in de huidige samenleving is een sterk punt van dit boek: de auteur kapselt daarbij ook het begrip 'schuldgevoel' verder af, en wijst bijvoorbeeld naar krenking als het over de weggevoerde Joden in de Tweede Wereldoorlog gaat, of naar de reactie op '9/11'. Wat dat betreft prikkelt hij de geest met deze nieuwe inzichten, die gebaseerd zijn op zijn literatuur. Natuurlijk is hier wel wat op af te dingen: zo is het vreemd dat Broek de schaamte in Nederland vooral in de laatste eeuw plaatst: schreef Simon Schama niet al over The Embarassment of Riches in de Gouden Eeuw? Een essay is echter nog geen wetenschappelijk onderzoek en kan er slechts een aanzet toe geven. Broek verwijt de wetenschap dat schaamte slecht onderzocht is en daarmee heeft hij wel een punt - maar hij doet ook weinig voorstellen hoe het begrip dan in wetenschappelijk onderzoek geoperationaliseerd zou moeten worden. Ook raakte ik in het boek kwijt waar het in eerste instantie om ging: het duidelijker krijgen van de oorzaken van de criminaliteit bij bepaalde etnische groepen. De auteur wijst dan op collectieve schaamte die te maken heeft met het overgeërfde gevoel van vernedering ten gevolge van de slavernij of de afwijzing van Berbers door de Arabieren. Maar is dat niet wat te ver gezocht? En waarom plegen Chinese jongens dan geen delicten, terwijl zij uit een cultuur komen waar schaamte zeer belangrijk kan zijn? Bij forensisch-psychiatrisch onderzoek van deze jongeren kom ik vaak schaamte tegen als gevolg van een detentie: soms mag zelfs de naaste familie van niets weten. Als bevorderende factor voor een delict ben ik het weinig tegengekomen. Maar wellicht moet ik anders gaan kijken. De schrijver is overtuigend in zijn pleidooi dat schaamte een sociale emotie is die zeer krachtige, levenslange effecten kan hebben. Een echte connectie met de criminaliteit van bepaalde groepen kan ik echter nog niet maken. Voor psychotherapeuten en forensisch onderzoekers blijft dit korte werk wel een duidelijke aanrader, al is het maar om de geest scherp te blijven houden.
H. Rohlof