Is herziening nodig van de richtlijn angststoornissen voor wat betreft de obsessieve compulsieve stoornis?
achtergrond In december 2003 is de Multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen gepubliceerd. Het is de vraag of de richtlijn voor het onderdeel obsessieve compulsieve stoornis nog up-to-date is.
doel Inzicht krijgen in wat de literatuur toevoegt aan de behandeling van de obsessieve compulsieve stoornis sinds de publicatie van de multidisciplinaire richtlijn angststoornissen in december 2003.
methode Descriptief literatuuronderzoek met behulp van Medline, met de zoektermen 'obsessive-compulsive disorder' in combinatie met 'therapy'. Het onderzoek beperkt zich tot randomized controlled trials vanaf 1 december 2003 tot 1 januari 2006.
resultaten De nieuwe serotonine-noradrenalineheropnameremmers (snri's) mirtazapine en venlafaxine lijken effectief, maar replicatieonderzoeken zijn nodig. De combinatie van gedragstherapie en selectieve serotonineheropnameremmers (ssri's) is effectief. Cognitieve therapie lijkt op langere termijn nog effectief. In geval van refractaire obsessieve compulsieve stoornis lijkt additie van een ssri, een snri of een atypisch antipsychoticum aan een reeds voorgeschreven ssri effectief. Atypische antipsychotica lijken effectief bij obsessies.
conclusie snri's kunnen een alternatief voor ssri's vormen. Gedragstherapie moet een sterkere voorkeur krijgen als eerste keus van behandeling. Voor valide resultaten uit de augmentatieonderzoeken is meer onderzoek nodig. Er zijn redelijke argumenten om de richtlijn angststoornissen voor wat betreft de obsessieve compulsieve stoornis aan te passen.