Aloïs Alzheimer. Het leven van een arts en de geschiedenis van een ziekte (H.A. Vlaanderen, Vert.)
De hele wereld spreekt over de ziekte van Alzheimer maar Alzheimer zelf, de persoon naar wie de ziekte is genoemd, is grotendeels onbekend. Dit boek volgt Aloïs Alzheimer in zijn succesvolle doch korte professionele loopbaan (hij sterft op 51-jarige leeftijd) en integreert zijn persoonlijke levenssfeer op een respectvolle manier.Na een onbezorgde jeugd vangt Alzheimer in 1883 de studie geneeskunde aan te Berlijn, waar de patholoog Virchow en de bacterioloog Koch doceren. Uitgaande van Griesingers adagium 'geestesziekten zijn hersenziekten', bekent Alzheimer zich tot het kamp der somatici. In Frankfurt bekwaamt hij zich in het werk met de microscoop - zijn tijdsgenoten noemen hem 'de psychiater met de microscoop' - en sluit vriendschap met Nissl, de grondlegger van het moderne histopathologische hersenonderzoek. In Sioli's kliniek voor geestesziekten en epilepsie slagen Nissl en Alzheimer erin om deze met de invoering van een niet-repressieve behandelmethode, met het onderzoek naar de organische oorzaken van geestesziekten en met de invoering van de hydro- en gesprekstherapie tot een vooruitstrevend psychiatrisch centrum om te vormen.Met Gaupps publicatie over 'Wagner' en Freuds studie over 'Anna O', kan Alzheimers publicatie over 'Auguste D' (1907) tot de belangrijkste gevalsbeschrijvingen uit de geschiedenis van de psychiatrie worden gerekend. Deze publicatie, die een vrouw met preseniele dementie beschrijft, vormt dan ook een boeiende rode draad in dit boek. Ook gaan de auteurs niet voorbij aan Alzheimers vriend en collega Emil Kraepelin, die in de psychiatrische wereld van dat moment als hoogste autoriteit geldt en die de term 'ziekte van Alzheimer' in 1910 voor het eerst gebruikt in de achtste druk van zijn psychiatrisch handboek (Kraepelin 1910).Dit boek benadrukt het belang van de pathologische histologie voor de klinische psychiatrie (in een tijdsgeest waar de fel bekritiseerde psychoanalyse zijn moeizame intrede doet) en beschrijft op een nauwgezette wijze het leven van de psychiater Alzheimer en zijn werk als clinicus en wetenschappelijk onderzoeker. Het belang van fundamenteel en klinisch interdisciplinair wetenschappelijk onderzoek (Lebowitz & Evans 2004) naar de ziekte van Alzheimer wordt door het lezen van dit werk duidelijk kracht bijgezet.
F. Bouckaert