Schizophrenia. From neuroimaging to neuroscience
De verbeelding slaat sinds eind vorige eeuw ook toe bij de poging tot het begrijpen van schizofrenie. Verscheidene beeldvormende technieken - startend bij de ct via de mri tot de dti (diffusion tensor imaging) voor het structurele brein, bij de elektrofysiologische technieken via de nucleaire beeldvorming tot de spectroscopie en de functionele mri voor het functionele brein - hebben elk op hun manier een deeltje van de puzzel ingekleurd.Hoe deze puzzel uiteindelijk in elkaar past, blijft de moeilijkste vraag - te beantwoorden door de neurowetenschappen, zoals de titel suggereert het overkoepelende paradigma. In twaalf hoofdstukken worden bij elke beeldvormende modaliteit uitvoerig techniek, methodologische afwegingen en resultaten besproken. Het laatste hoofdstuk vat de visie van de redacteuren samen wat betreft de toekomst van de beeldvorming bij schizofrenie. Gezien het specialistische en uitgebreide onderwerp beperk ik me tot de algemene bevindingen. Eén: welke beeldvormende techniek ook wordt gebruikt, verschillen tussen mensen met schizofrenie en gezonde vrijwilligers worden gevonden. Twee: de interpretatie van deze verschillen is moeilijk door enkele factoren: de grote verscheidenheid binnen de groep van patiënten met schizofrenie, de vaak kleine omvang van de onderzoeksgroepen en de vele factoren die de gerapporteerde verschillen bij de beeldvormende paradigma's bepalen; kortom, het gebrek aan specificiteit van de onderzoeksresultaten. Drie: de verschillen op beeldvormend vlak tonen vaak een gebrek aan klinische toepasbaarheid en relevantie voor de dagelijkse praktijk. Moeten we er dan maar mee stoppen? Neen, volgens de auteurs liggen nog twee wegen open: enerzijds het zoeken naar specifieke betekenis van de verschillen door het gebruik van een combinatie van technieken, beeldvormend en niet-beeldvormend; anderzijds het opzetten van uniforme, uitgebreide databestanden die toetsing met de klinische realiteit mogelijk maken. Het boek geeft, samengevat, een goed overzicht van een discipline die de jongvolwassenheid heeft bereikt - met moed voor de toekomst maar ook zin voor realisme. Vooral de onderzoeker met enige voorkennis zal dit boeien.
J. Van Hecke