Migranten in de ggz: empirische bevindingen rond gezondheid, hulpzoekgedrag, hulpbehoeften en waardering van zorg
achtergrond De toenemende culturele variëteit in de Nederlandse bevolking leidt tot hiaten in kennis en inzicht betreffende de aansluiting van de reguliere geestelijke gezondheidszorg op haar veranderende patiëntenpopulatie.
doel Om de kennis te vergroten biedt dit artikel een overzicht van eerder gepubliceerde bevindingen over determinanten van gezondheidsproblemen, hulpzoekgedrag, hulpbehoeften en zorgwaardering bij migranten.
methode Er werden steekproeven genomen uit de Surinaamse (n = 101), Marokkaanse (n = 51), Turkse (n= 63) en autochtoon Nederlandse (n = 59) ggz-populatie. De gegevens zijn verzameld aan de hand van meervoudige methodologie (semi-gestructureerde interviews en standaard vragenlijsten) en geanalyseerd met behulp van multivariate technieken.
resultaten Wat gezondheidsverschillen betreft blijkt de interculturele variëteit binnen migrantengroepen doorgaans meer uitgesproken dan het verschil tussen migranten en autochtone Nederlanders. Tevens zijn socio-demografische factoren zoals opleidingsniveau en het hebben van betaald werk doorslaggevend voor de verschillen in gezondheidsproblemen en hulpzoekgedrag. Allochtone cliënten hebben wel meer behoefte aan medicijnen dan autochtone patiënten. De tevredenheid met de hulp is behoorlijk, maar een derde (overwegend meer Turken en Marokkanen) is ontevreden.
conclusie De bevindingen van dit onderzoek onderstrepen de vervlechting van een sociaaleconomische achterstandspositie met culturele verschillen als verklaring van gezondheidsproblemen, hulpzoekgedrag en waardering van zorg door allochtonen. De hulpverlening dient op dit cluster van factoren te worden toegesneden.