Psycho-educatie voor mensen met schizofrenie of verwante psychose. Handleiding en werkboek
Dit is een uitgave van het Kenniscentrum Schizofrenie Nederland, een samenwerkingsverband tussen Parnassia Den Haag, ggz Noord-Drenthe en de Rijksuniversiteit en het Academisch Ziekenhuis te Groningen. Eerst vinden wij in dit boek vier inleidende hoofdstukken over schizofrenie, psycho-educatie in het algemeen, psycho-educatie voor mensen met schizofrenie en ten slotte de doelgroep voor deze psycho-educatie. Daarna volgt het zogenaamde 'draaiboek', dat in twee delen wordt gesplitst: een collegedeel met een theoretische uiteenzetting in tien bijeenkomsten en een werkgroepdeel om deze kennis praktisch te oefenen, ook in tien bijeenkomsten. Dit draaiboek wordt zeer gedetailleerd besproken. Ten slotte volgt de volledige weergave van het werkboek voor de deelnemers. De literatuurlijst is slechts heel summier.
Het groepsprogramma wordt voorafgegaan door ten minste twee individuele psycho-educatieve gesprekken. De deelnemers moeten op de hoogte zijn van de diagnose, voldoende gemotiveerd en rustig zijn en zich ongeveer een uur kunnen concentreren. Het collegedeel is bestemd voor maximaal twaalf deelnemers en het werkgroepdeel voor hooguit zes deelnemers. Het uitgangspunt is dat schizofrenie een neurobiologische ontwikkelingsstoornis is. Hierbij wordt gebruikgemaakt van gedragstherapeutische principes. In het collegedeel worden achtereenvolgens het doel en de werkwijze van psycho-educatie besproken, de symptomen van schizofrenie, de oorzaken, het verloop, het kwetsbaarheid-stress-coping-model, de behandeling, de medicatie en het comorbide druggebruik. Ten slotte volgt de kennismaking met een ervaringsdeskundige. In het werkgroepdeel worden onder meer eigen ervaringen besproken, de aanvaarding van de ziekte (de acceptatie), de bronnen van stress, het vinden van evenwicht tussen draagkracht en draaglast, het omgaan met symptomen, het herkennen van waarschuwingssignalen en wat men kan vertellen aan zijn omgeving. Wanneer wij het werkboek voor de deelnemers doorlopen, kunnen wij ons afvragen of het niveau niet te hoog is, zoals het gebruik van de dsm-iv-classificatie, de moeilijke terminologie en de moeilijke zinsconstructies. Alleszins vraagt het van de therapeuten voldoende scholing en flexibiliteit bij de toepassing. Er is slechts weinig aandacht voor de aanpak van cognitieve disfuncties. Ook kan de vraag gesteld worden wat de meerwaarde is ten opzichte van de Nederlandse versie van de Liberman-modules. Ondanks deze bedenkingen zullen therapeuten in deze uitgave niet alleen heel wat praktische informatie vinden, maar ook inspiratie.
I.V.H. Wolfs