Dissociatieve verschijnselen bij patiënten op een polikliniek psychiatrie
achtergrond Door de schaarste aan epidemiologische gegevens is de klinische relevantie van dissociatieve verschijnselen wellicht onderbelicht gebleven.
doel Inzicht verkrijgen in de aard en frequentie van dissociatieve verschijnselen bij patiënten op een polikliniek psychiatrie.
methode Gedurende twee jaar is aan alle nieuwe patiënten gevraagd vijf zelfinvulvragenlijsten in te vullen. De patiënten werden geclassificeerd op basis van de 'Diagnostic and statistical manual of mental disorders' (DSM). Tevens werd de Clinical Global Impression score (CGI) bepaald en werden relevante sociodemografische en somatische gegevens verzameld.
resultaten Van de 500 patiënten hebben 386 (77,2%) de vragenlijsten ingevuld. De gemiddelde score op de Dissociative Experience Scale (DES) bedroeg 12,5. De prevalenties van alledaags aandoende dissociatieve verschijnselen waren het hoogst en die van de meest pathologische verschijnselen het laagst. Drieëndertig (8,6%) patiënten scoorden hoger dan 30, en 47 (12,2%) hoger dan 25. Er werd een significante relatie vastgesteld tussen de gemiddelde DES-score en leeftijd, culturele achtergrond, religie, CGI, SCL-90 (Symptom Checklist), DSM-diagnose op as-II (met name cluster B) en softdruggebruik.
conclusie Bij gericht onderzoek blijken dissociatieve verschijnselen substantieel vaker voor te komen dan bij het psychiatrische standaardonderzoek wordt gevonden. Het gericht vragen naar dissociatieve verschijnselen is zinvol bij het inschatten van de ernst van een psychiatrische stoornis, de mate van lijdensdruk, de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis of middelenmisbruik, en bij patiënten van Turkse afkomst.