Het substitutiebeleid van de overheid faalt; wie neemt de maat?
De doelstelling van de regering uit 1984, om tot het jaar 1990 een 2000-tal bedden van het algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ) om te zetten in plaatsen in beschermende woonvormen (BW), werd bij lange na niet gehaald. In de nota `Onder Anderen' (1993) werd deze doelstelling echter verhoogd naar meer dan 4000. Schellings e.a. (1995) komen op grond van hun onderzoek tot de conclusie dat dit beleidsvoornemen van de regering haalbaar is (44% van de lang opgenomen patiënten zou in aanmerking komen voor vervangende zorg) als alle partijen meewerken. Aan deze medewerking zou het ernstig hebben geschort. De belangrijkste kanttekening die bij het onderzoek van Schellings e.a. wordt gezet is dat het oordeel van behandelaren over mogelijkheden voor vervangende zorg weinig tot geen voorspellende waarde heeft. Geconcludeerd wordt dat de kans op het slagen van het substitutiebeleid van de overheid kan worden vergroot als enerzijds het zorgaanbod van de BW beter wordt afgestemd op de zorgvraag van de betrokken patiënten, en anderzijds als de huidige financieringssystematiek wordt veranderd.