Etiologische betekenis van ingrijpende gebeurtenissen en langdurige moeilijkheden voor het ontstaan van depressie en angststoornissen
Het onderzoek richt zich op een nadere specificering van de etiologische betekenis van psychosociale stress voor het ontstaan van psychische stoornissen. In het bijzonder gaat het om de vraag hoe onplezierig een gebeurtenis moet zijn om etiologisch van belang te zijn en om de vraag welke rol langdurige moeilijkheden spelen (zijn zij op te vatten als `provoking agent' of vormen zij een kwetsbaarheidsfactor). Beide vragen zijn afzonderlijk onderzocht voor het ontstaan van angst, depressie en gemengde angst/depressie.
De resultaten, verkregen middels een case-control design en de contextuele methode van Brown en Harris, tonen aan dat voor het ontstaan van depressie vooral zeer onplezierige gebeurtenissen een risicofactor vormen, voor angst ook minder onplezierige, terwijl voor gecombineerde angst/depressie de onplezierigheid geen rol speelt. Bij langdurige moeilijkheden blijkt het van belang een onderscheid te maken tussen recent (minder dan twee jaar geleden) ontstane en reeds langer bestaande moeilijkheden. Recent ontstane moeilijkheden werken als `provoking agents', sterker nog dan gebeurtenissen. Langer geleden ontstane moeilijkheden lijken geen etiologische betekenis te hebben, ook niet als kwetsbaarheidsfactor. Tussen gebeurtenissen en recent ontstane moeilijkheden is een additief effect aanwezig. Ongeveer 60% van de enkelvoudige angst en depressieve stoornissen is voorafgegaan door een onplezierige gebeurtenis en/of een recent ontstane moeilijkheid tegenover slechts 24% in de controlegroep. Het samen voorkomen van beide omgevingsfactoren vergroot de kans op het ontstaan van een angststoornis met een factor 10, op depressie met een factor 7 en op een gecombineerde angst/depressie met een factor 5.