Foetale ontwikkeling en schizofrenie: evidentie uit post mortem onderzoek
Post mortem onderzoek heeft dusver geen, of weinig, consistente aanwijzingen geleverd voor een dopaminerge pathogenese van schizofrenie. Wel is er evidentie voor een aandoening van de limbische allocortex, met name van het entorhinale gebied. Gezien het type afwijkingen dat gevonden wordt en de afwezigheid van gliosis, of een gliotisch litteken, is een laat letsel niet aannemelijk; de evidentie wijst eerder op een stoornis van de neurale aanleg. Het is denkbaar dat de frontale associatie gebieden, vanwege hun nauwe connectie met de aangedane allocorticale gebieden, secundair gestoord zijn in hun connectionele ontwikkeling en volwassen fysiologie. Dringend noodzakelijk voor verder onderzoek naar de pathogenese van schizofrenie is een betere beschikbaarheid van post mortem materiaal met een kort post mortem delay en een klinisch goede diagnose. Voor biochemische studies is vooral materiaal van relatief jonge schizofrenen gewenst, ter uitsluiting van effecten van farmacotherapie.
De oorzaak van schizofrenie is vooralsnog niet bekend. Toch zijn er inmiddels steeds meer aanwijzingen die duiden op een ontwikkelingsstoornis van het centraal zenuwstelsel. Deze aanwijzingen zijn merendeels afkomstig uit post mortem onderzoek. Daarbij kan op directe wijze de cellulaire pathologie van een aandoening worden bestudeerd, hetgeen belangrijk inzicht kan verschaffen in de pathogenese. In het geval van schizofrenie heeft post mortem onderzoek inmiddels een aantal opmerkelijke gegevens opgeleverd waarvan in het volgende een beperkt overzicht zal worden gegeven.