Van paranoia tot waanstoornis
Na bespreking van een casus wordt een schets gegeven van de historische ontwikkeling van het paranoiabegrip. Kraepelin gaf een nieuwe definitie van de paranoia, waardoor strikte afgrenzing van dementia praecox mogelijk was. Latere onderzoekers twijfelen aan de paranoia als aparte entiteit. Steunend op recent onderzoek werd de paranoia, intussen waanstoornis genoemd, opgenomen in DSM-III en DSM-III-R. Hoewel de criteria enigszins werden verruimd, betekent dit een terugkeer naar de opvattingen van Kraepelin.
De opvattingen over de etiologie van de paranoia bewegen zich tussen de twee polen die werden gegeven door Kraepelin, die de nadruk legde op aanlegfactoren, en aan de andere kant Freud, die een psychodynamische verklaringswijze gaf. Latere clinici volgden eerst vooral Kraepelin, maar zijn toch het belang van interacties met de omgeving, vooral in de vroege levensfasen, als steeds groter gaan inschatten. Dit leidt tot een toename van ons begrip van de inhoud van de waan; het blijft echter de vraag in hoeverre het iets toevoegt aan de verklaring van de - psychotische - vorm.