De verdere ontwikkeling van klinisch behandelde kinderen
Bij ongeveer de helft van de kinderen die voor residentiële of dagbehandeling wordt aangemeld blijkt ook jaren na ontslag nog sprake te zijn van psychische problemen. Dit betekent ook dat het met de helft van de kinderen relatief goed gaat. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van het onderzoek naar de factoren die bijdragen tot de prognose van een gunstige danwel ongunstige uitkomst. Geconcludeerd wordt dat er in de onderzoeksliteratuur een behoorlijke overeenstemming bestaat ten aanzien van de relevantie van een achttal prognostische factoren. Deze zijn grotendeels te rangschikken onder (1) de mate en aard van de problemen bij opname (o.a. diagnose, organiciteit, intelligentie), en (2) de kwaliteit van de opvoedingsomgeving na ontslag (o.a. aanwezigheid nazorg, kwaliteit gezinsomgeving). Uit een bespreking van deze acht factoren wordt echter duidelijk dat over hun precieze uitwerking nog lang geen eenduidigheid bestaat. In een discussie worden enkele conceptuele en methodologische problemen aan de orde gesteld, waaronder de moeilijkheden bij het operationaliseren van de factoren, hun onderlinge relaties en het bestaan van kettingreacties. In de slotbeschouwing wordt ingegaan op de relevantie van de gegevens voor de praktijk.