Handboek persoonlijkheids-stoornissen bij ouderen
De Wereldgezondheidsorganisatie beschouwt de vergrijzing van de samenleving vooral als een mooie kans. Veroudering, en daarmee een langer leven, biedt immers meer mogelijkheden tot het oppakken van nieuwe activiteiten en betekenisgeving – mits in goede gezondheid (10 facts on ageing and health; who 2017, https://www.who.int/features/factfiles/ageing/en/).
Daar sluit dit boek uitstekend bij aan. Onze ouderen leven langer en komen in deze latere levensfase nieuwe uitdagingen tegen: van pensionering, het passen op de kleinkinderen en het op zich nemen van mantelzorgtaken tot het omgaan met eigen lichamelijke gebreken. Daarbij stuit men soms op gedragspatronen die al het hele leven aanwezig zijn, maar nu in het bijzonder de aandacht vragen. Het is dus niet zo vreemd dat een persoonlijkheidsstoornis soms op oudere leeftijd pas aan het licht komt. Maar wat dan?
Dit boek start met het uitdagen van het gezegde ‘You can’t teach an old dog new tricks’. Dat is een mooie verwoording van een overtuiging die vele collega’s zullen hebben als het gaat om persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen. Onterecht, zo betuigen de auteurs, want dit vakgebied is enorm in opkomst. In dit boek gaan zij in eerste instantie in op diagnostiek, behandeling en gedragsadvisering. Welke leeftijdsspecifieke instrumenten kunnen we inzetten voor persoonlijkheidsdiagnostiek bij ouderen? Met welke factoren moeten we bij deze groep rekening houden bij de indicatiestelling voor psychotherapie? Auteurs wisselen de theorie daarbij af met illustratieve casuïstiek. Belangrijk is te noemen dat er ook voldoende aandacht is voor de rol van farmacotherapie, ondanks de schaarste aan wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp.
Zeer relevant is ook de bespreking van cognitieve stoornissen, waarmee het tweede deel van het boek begint, dat ingaat op comorbiditeit. Persoonlijkheid wordt belicht zowel als risicofactor, symptoom en mediator voor neuropsychiatrische problematiek. Vervolgens komen diverse psychiatrische aandoeningen als comorbide stoornissen aan bod, waarbij auteurs steeds ingaan op de differentiaaldiagnostiek en behandeling.
Terecht sluit het boek af met een deel gewijd aan de verschillende settings waarin we ouderen met persoonlijkheidsproblematiek kunnen tegenkomen. Dit zal in vele gevallen juist niet de psychiatrische setting zijn, maar de huisartsenpraktijk of het verpleeghuis, waar zorgverleners met hun handen in het haar zitten door deze ‘lastige ouderen’. Aandacht is er dan ook voor diagnostiek en therapeutische methodieken die een praktijkondersteuner huisarts ggz (poh-ggz) kan toepassen, passende therapeutische interventies die binnen de basis-ggz vallen en interventies op maat voor de sector verpleging, verzorging en thuiszorg (vvt-sector). Dit laatste maakt dit boek niet alleen een handboek voor psychiaters, maar ook bij uitstek geschikt voor andere disciplines zoals specialisten ouderengeneeskunde en geriaters.
D. Everaerd, (ouderen)psychiater, Nijmegen