The Oxford Handbook of philosophy and psychiatry
Dit handboek, een omvangrijk naslagwerk dat erg mooi is uitgegeven, lijkt het voorlopig hoogtepunt van een brede beweging binnen de analytische filosofie, waar een toenemende interesse bestaat voor de psychopathologische verschijningsvormen van het menselijk bestaan in het algemeen en de psychiatrische praktijk die daar een antwoord op wil bieden. Die interesse reikt verder dan bijvoorbeeld de vraagstukken uit de ‘philosophy of mind’, maar beslaat zowat het hele domein van de psychiatrie. Het handboek voert dan ook uitdrukkelijk de titel van ‘Philosophy and psychiatry’, en dus niet bijvoorbeeld ‘Philosophy of psychiatry’, dat hier wel een deelaspect van is.
Onder redactie van grotendeels dezelfde auteurs loopt ook de reeks ‘International Perspectives in Philosophy and Psychiatry’, met intussen een veertigtal uitgaven, en eerder tekenden zij ook voor het Oxford textbook of philosophy and psychiatry. Met dit Handbook willen zij een ‘representative cross-section of the new field’ bieden, met bijdragen voornamelijk van filosofen en ook voor filosofen.
Daarmee lijken de auteurs te willen benadrukken dat zij in de eerste plaats gestreefd hebben naar een zekere grondigheid in de analyses die de toets van kritiek door vakgenoten kan doorstaan, terwijl de eerder genoemde uitgaven dan meer op de praktijk gericht zouden zijn. Toch mikken zij terecht ook op ‘practitioners and researchers’ met interesse voor het onderwerp. Inderdaad zijn de meeste bijdragen wel degelijk toegankelijk zonder academisch-filosofische voorkennis en geven een bevattelijke benadering van het behandelde onderwerp. Binnen een overzichtelijk kader, de meeste bijdragen beslaan een twintigtal pagina’s, dus geen ellenlange traktaten, wordt een problematiek aan de orde gesteld, geschetst in haar ontwikkeling en controverses, en behandeld vanuit een duidelijke stellingname die zich hiermee confronteert.
Er zijn zo 73 hoofdstukken of essays, van diverse auteurs en dus van verschillende kleur en stijl en gewicht, geordend in acht secties, met als leidraad de psychiatrische praktijk. Eerst komt de geschiedenis van het denken over waanzin aan bod, met bijdragen over onder anderen Plato, Aristoteles, Griesinger, Jaspers en Foucault. Sectie twee gaat over de contexten van zorg en behandelt bijvoorbeeld de verhouding psychiatrie en moderniteit, medicalisatie, technologie, race en gender. In sectie drie gaat het over ‘Establishing relationships’ en wordt de problematiek van intersubjectiviteit en ‘knowledge of other minds’ behandeld.
Sectie vier stelt concepten aan de orde: ‘What is mental illness’. Sectie vijf handelt over onderwerpen uit de descriptieve psychopathologie: vooral dan vanuit een fenomenologische benadering wordt een toegang en begrijpen gezocht van bijvoorbeeld angst, affectiviteit, waan, thought insertion. In sectie zes, ‘assessment and diagnostic categories’ wordt onder andere het probleem van waarden in diagnosestelling aan de orde gesteld. Sectie zeven, ‘explanation and understanding’, handelt onder andere over de problematiek van redenen versus oorzaken. Ten slotte is er een hoofdstuk over ‘cure and care’, waarin vragen gesteld worden over autonomie, verantwoordelijkheid, cognitieve gedragstherapie en psychoanalyse.
Iedere sectie begint met een inleiding waar de gevoerde problematiek aan de orde wordt gesteld en de verschillende bijdragen kort worden gesitueerd; iedere bijdrage eindigt met een samenvatting, gevolgd door een actuele en relevante bibliografie.
Een erg mooi naslagwerk dus, dat een grondige benadering biedt van filosofische vraagstukken in het psychiatrische veld; geen makkelijke lectuur, maar zeker toegankelijk voor geïnteresseerde ‘practitioners’; een state of the art, maar zeker niet het laatste woord; een aanrader, niet alleen voor de echt geïnteresseerde, maar eigenlijk voor iedereen die zich toch wel eens vragen stelt bij het werk in de psychiatrie en zoekende is om dit vragen en denken helder te krijgen.
G. Walpot