Handboek persoonlijkheidsstoornissen
Voor wie - zoals ik - voor 1980 is opgeleid, is het gebied van persoonlijkheidsstoornissen altijd lastig gebleven. Weliswaar werd met de tien inmiddels ‘klassieke’ persoonlijkheidsstoornissen in de dsm-iii
het classificeren ervan tamelijk eenvoudig. Maar het behandelen ervan heb ik niet geleerd. Grote namen zoals Cloninger, Kernberg, Millon, Livesley, Widiger, Bateman en Fonagy: niet echt aan toegekomen. Ik heb dit boek dus als gewone psychiater gelezen, niet als expert op dit gebied. Voor gewone psychiaters is dit boek ook bedoeld. De auteurs zijn experts bij uitstek: zij zijn betrokken bij het kenniscentrum, bij de psychiater-expertgroep en bij hoogspecialistische centra op het gebied van de persoonlijkheidsstoornissen.
De opbouw van het boek is stapsgewijs, en dat is prettig. In het eerste hoofdstuk komen de onderwerpen van de volgende hoofdstukken al kort aan de orde. Het tweede hoofdstuk bespreekt op heldere wijze de drie belangrijkste theoretische perspectieven en de kernconcepten van de persoonlijkheidsstoornissen. Hoofdstuk 3 is het grootste hoofdstuk. De tien klassieke persoonlijkheidsstoornissen worden besproken en het alternatieve dsm-5-model wordt goed uitgelegd, inclusief de algemene diagnostiek, etiologie, differentiële diagnostiek en behandelaspecten, met kenmerkende en herkenbare voorbeelden van patiënt-therapeutinteracties. De verschillende stappen in de specifieke diagnostiek, inclusief vragenlijsten en gestructureerde interviews, komen aan de orde in het vierde hoofdstuk. Hoofdstuk 5 gaat uitgebreid in op de behandeling. Daarin maken de auteurs onderscheid tussen: 1. basale elementen van goede zorg, 2. generieke behandelvormen en 3. de vier specifieke, evidence-based psychotherapieën. Ook herstelgerichte zorg en farmacotherapie komen kort aan de orde. Het laatste hoofdstuk, over de indicatiestelling, laat zien dat er nog veel vragen en weinig antwoorden zijn op dit gebied. Maar toch geeft het een verhelderende stagering van de behandelkeuze, tevens gerelateerd aan de zorgzwaarte.
Ik heb veel van dit boek geleerd. Voor de algemeen psychiater (en de aios psychiatrie) een voortreffelijk handboek dat de state of the art op geïntegreerde wijze bespreekt. Tot slot enkele kritische opmerkingen: 1. opvallend dat Cloninger er helemaal niet in voorkomt; 2. jammer dat de diagnostiek niet schijnt te kunnen zonder zeer bewerkelijke vragenlijsten en langdurige interviews, en 3. dat de generieke behandeling erg summier wordt besproken.
De laatste twee punten ontmoedigen de (zelfstandig gevestigde) psychiater in de specialistische ggz om aan een behandeling te beginnen. Terwijl de in het boek genoemde organisatorische voorwaarden voor een goede behandeling van patiënten met persoonlijkheidsstoornissen (voorspelbaarheid, continuïteit, consistentie, coherentie en bereikbaarheid) helaas niet meer beschikbaar zijn in de ggz, met uitzondering van die zelfstandige praktijk en de schaarse hoogspecialistische centra.
M.W. Hengeveld, psychiater, Leiden