Handboek rationeel emotieve therapie
Rationeel emotieve therapie, het geesteskind van de Amerikaanse therapeut Albert Ellis, is al decennia lang een veelgebruikte methode in therapie. De theoretische grondslagen en de handzame methodiek van ret zijn niet alleen laagdrempelig voor behandelaars, maar ook voor de behandelden. Doordat meningen en denkbeelden belangrijke onderwerpen zijn, biedt de therapie voor cliënten een veilige en legitieme manier om bij het praten over gevoelens te komen, een stap die door therapeuten nog wel eens wordt onderschat.
Dit boek van Hermans maakt deze werking van ret duidelijk. Het is geschreven voor psychotherapeuten en psychologen die cliënten en patiënten willen helpen om meer sturing te geven aan hun emotionele reacties. Hermans onderschrijft de bij ret behorende hypothese dat emoties in zekere zin een keuze zijn. Een ambitieuze doelstelling, maar haalbaar met hard werken van de cliënt en niet zelden ook van de behandelende therapeut.
Hoewel de auteur stilstaat bij de theorische aannames achter ret en de plaats van ret in de psychotherapie, ligt de focus in het boek op het gebruik in de praktijk. Beschreven wordt hoe na de indicatiestelling – wanneer kan ret nuttig zijn in een therapie – samen met de cliënt probleeminventarisatie, probleemanalyse en doelstelling kunnen worden vastgesteld. Het komt daarbij neer op het identificeren van belemmerende overtuigingen waarmee de cliënt zijn eigen disfunctionele spanning creëert. Gedachten en overtuigingen over gebeurtenissen leiden tot deze spanning, niet de gebeurtenissen zelf.
Als het verband tussen gedachten en gevoelens is vastgesteld, volgen vaardigheden, technieken en oefeningen die de therapeut kan inzetten om zijn cliënt te ondersteunen in het vinden van nieuwe gedachten en overtuigingen die realistischer, logischer en waarheidsgetrouwer zijn. Onderdeel hiervan is de dialoog: het uitdagen van de onproductieve cognities van de cliënt. Dit wordt vaak als de lastigste fase van ret gezien, omdat het vindingrijkheid en vasthoudendheid vraagt van de therapeut, alsmede de bereidheid om zijn of haar cliënt flink tegen de haren in te strijken.
Het is jammer dat Hermans in zijn boek bij wat hij de veranderingsfase noemt, te snel over deze dialoogfase heenstapt. Veel therapeuten zijn immer op zoek naar een passende reactie op de cliënt die zegt: ‘Rationeel weet ik dat allemaal wel, maar ik vóel het gewoon anders!’ En er is zoveel meer te vertellen over het disputing , een vaardigheid waarin de tegendraadse en eigenwijze Albert Ellis zelf overtuigend en onderhoudend kon excelleren.
In de afrondingsfase biedt Hermans de therapeut een handige set hulpmiddelen om de cliënt zelf aan het werk te zetten. Wat aanspreekt, is dat hij hier, maar ook op andere plekken in het boek, een onderscheid maakt tusen cognitieve, emotieve en gedragsmatige werkwijzen. ret wordt wel eens verweten slechts de rationele route te kiezen, maar met deze multifocus maakt Hermans ret terecht ook bruikbaar voor therapeuten die niet uit de cognitivistische hoek komen.
De grote hoeveelheid praktische oefeningen en suggesties voor de therapeut maken dit boek ook letterlijk een handboek voor de behandelaar die een begin wil maken met het inzetten van ret , of dat weer eens wil opfrissen. Hermans schrijft plezierig beknopt, zonder onnodige vakterminologie. De letterlijke dialogen en voorbeelden geven de lezer/behandelaar taal ter inspiratie.
R. Bender