Handboek psychiatrie, religie en spiritualiteit
Dit handboek, waar maar liefst 41 auteurs aan hebben meegewerkt, bevat acht delen: historische en filosofische aspecten, psychiatrie en religieuze tradities, psychopathologie en religie, neurowetenschappen, onderzoek, behandeling en psychotherapie, geestelijke verzorging en tot slot opleiding, bij- en nascholing.
De rode draad in deze lappendeken is het uitgangspunt dat religie en spiritualiteit aandacht verdienen in de psychiatrie. ‘ De reden is even simpel als complex: religie en spiritualiteit zitten door alles heen verweven. ’ Ik kan dit van harte onderschrijven. Helder zicht op de levensbeschouwing van de patiënt is onontbeerlijk om de patiënt te leren kennen en diens klachten in de juiste context te plaatsen. En dat heeft directe consequenties voor de behandeling. Ook is het winst als de professional in de ggz zich bewust is van de rol die de eigen levensovertuiging speelt bij de uitoefening van het vak.
De wijze waarop de auteurs zich persoonlijk over (een bepaalde) religie uitspreken, is divers. Naast een aantal onbekommerde belijders en een enkele fervente bestrijder, hanteert de meerderheid een beschouwend wetenschappelijke stijl waarbij de eigen levensvisie hoogstens impliciet in beeld komt. Dat maakt het boek toegankelijk voor iedere psychiater.
Graag had ik gezien dat uitgebreider was stilgestaan bij de meerwaarde en de valkuilen van een gedeelde levensovertuiging tussen clinicus en patiënt. In hoeverre is het van binnenuit bekend zijn met de religieuze traditie van de patiënt te ondervangen met kennis, vaardigheden en attitude? Is het zinvol om patiënt en hulpverlener te matchen op grond van levensbeschouwing? Dat lijken me klinisch relevante vragen.
Het feit dat in een respectabele reeks handboeken in de psychiatrie nu ook een deel aan de transcendente dimensie van het vak is gewijd, is een teken dat hiervoor (weer) ruimte bestaat in het werkveld. Dat is verheugend. De veronderstelling dat de Nederlandse psychiaters in relatie tot de godsdienst ‘ nu de gepaste afstand hebben bereikt ’ (blz. 61), lijkt me echter te optimistisch. Er is werk aan de winkel. Het pleidooi van Verhagen om in opleiding, bij- en nascholing van psychiaters (meer) aandacht te besteden aan religie en spiritualiteit lijkt me dan ook terecht. Dit handboek, waarvoor zover ik weet geen vergelijkbaar Nederlandstalig alternatief voorhanden is, biedt daarbij een gedegen informatie- en inspiratiebron.
A.J. de Lely