Dantes tiende cirkel. Het verhaal van mijn depressie
Een echte depressie is oninvoelbaar. De wanhoop, de vertwijfeling, het diepe zwart, de afgrond die depressieve patiënten beschrijven, beluisteren wij als behandelaars, maar voelen kunnen we die niet. Het is dan ook een weldaad wanneer een literair begaafde patiënt - een journalist in dit geval - de moeite opbrengt om nauwgezet zijn doortocht door de hel die depressie heet, te beschrijven. Volgens Dantes Divina commedia bestaat de hel uit verschillende lagen: hoe lager, hoe gruwelijker. In de diepste en negende cirkel zitten zware misdadigers. Maar daaronder, zo stelt de auteur, had Dante nog een tiende cirkel moeten beschrijven, van nog gruwelijker gestraften: zij die lijden aan een depressie. Vandaar de titel. Het boek leest als een trein. Je verneemt hoe deze man door onheuse behandeling op zijn werk afglijdt in een depressie, hoe hij dit maar langzaam beseft, maar uiteindelijk toch gedwongen wordt zich te laten behandelen en opgenomen wordt in de psychiatrie: zes maanden opname en vier maanden als dagpatiënt. Het boek vertelt hoe hij dit alles beleefd heeft: de contacten met medepatiënten en hulpverleners, de incidenten op de afdeling, de druk op de familiale relaties. Ondanks de voortdurende nadruk op het depressieve lijden is dit alles beschreven op een redelijk neutrale, beschouwende, zelfs soms wat ironisch aandoende manier, wat de lectuur licht maakt. In het algemeen is de auteur positief tegenover het hele zorggebeuren en over de hulpverleners. Alleen de psychiater komt er iets minder goed vanaf: hij wordt beschreven als 'de duivenmelker', omdat hij steevast zijn patiënten uit de wachtzaal roept met 'kom, kom', zoals een duivenmelker zijn prijsbeesten naar hun hok tracht terug te lokken. Zou ik dit boek aanbevelen aan mensen met een depressie? Een moeilijke vraag. Enerzijds worden er ongetwijfeld veel dingen in beschreven die voor elke depressieve patiënt zeer herkenbaar zijn en die daardoor een zekere troost kunnen bieden. Anderzijds zijn de ervaringen van deze patiënt fragmentarisch, strikt individueel en gebonden aan dit particuliere ziekenhuis en deze verpleegkundigen; uniek en dus niet generaliseerbaar. De patiënt wordt beter, gelukkig, maar waarom dat gebeurt, is niet duidelijk. Het boek biedt dus weinig aanknopingspunten voor de vraag 'hoe moet ik als patiënt met mijn depressie omgaan', en dat zal een depressieve lezer van een dergelijk boek toch vooral verwachten. Het is ook geen zoektocht naar informatie over wat depressie nu eigenlijk is en wat de oorzaken zijn. Ik denk dus dat ik aan mijn patiënten toch maar het onovertroffen werk De anatomie van een depressie van die andere ervaringsdeskundige, Lewis Wolpert (1999), zal blijven aanbevelen. Misschien is het boek van Vanpeteghem vooral aanbevelenswaard voor hulpverleners. Wat is een opname in de psychiatrie bekeken door de bril van de patiënt? Hoe komen ons gedrag, ons advies, onze hele manier van doen en zijn over bij iemand die diep in de put zit en aan onze zorg overgeleverd is? Een moeilijke vraag, waar we wellicht te weinig bij stilstaan. Daarover vormt dit boek een uniek getuigenis. En bovendien is het onderhoudende lectuur.
S.J. Claes